Dit is het Zweedse Disgusting Food Museum: het meest walgelijke (en fascinerende) voedselmuseum ter wereld.
Het is geen restaurant en ook geen typische gastronomische tentoonstelling. Het is een museum dat stinkt. Dat je ongemakkelijk maakt. Dat je confronteert met je meest basale grenzen: wat je cultuur als "voedsel" beschouwt en wat je lichaam als een bedreiging ziet. Het Disgusting Food Museum in Malmö, Zweden, is beroemd geworden om precies dat: om de meest weerzinwekkende gerechten ter wereld samen te brengen en ze te veranderen in een zintuiglijke- en morele - ervaring die een stempel drukt.
Sinds de opening heeft het museum duizenden bezoekers en bijna net zoveel kotsbeurten ontvangen. Het toegangskaartje is letterlijk een kotszakje. Maar achter deze macabere grap zit een serieuzer idee: wat voor sommigen "walgelijk" is, is voor anderen normaal, alledaags of zelfs feestelijk.
Het onmogelijke menu: tachtig manieren om "nee, dank je" te zeggen.
De tour brengt zo'n tachtig voedingsmiddelen van over de hele wereld samen. Sommige wekken nieuwsgierigheid op, andere een onmiddellijke vluchtimpuls. Maar allemaal dwingen ze ons om eens goed te kijken naar wat we geneigd zijn te negeren: onze voedselvooroordelen.
Een van de bekendste is de surströmmingeen Baltische haring die maandenlang wordt gefermenteerd en in Zweden als delicatesse wordt beschouwd. De geur ervan (een mengsel van rotte eieren en rioolwater) is zo sterk dat hij meestal in de open lucht wordt geopend, ver weg van gebouwen. In Japan is een andere museumklassieker nattoeen gefermenteerde sojaboon die met slijmerige draden aan stokjes blijft kleven; de aanhangers beweren dat het het geheim is van een lang leven in Japan, de tegenstanders dat het op naar voeten stinkende lijm lijkt.
Op het gebied van zuivelproducten is het sterproduct de casu marzueen Sardijnse kaas die in de EU verboden is omdat hij wordt gemaakt door vliegenlarven hem van binnenuit te laten fermenteren. Als hij klaar is, beweegt hij letterlijk. In IJsland heet het equivalent hákarlhákarl: haaienvlees dat wekenlang begraven is om de ammoniak uit het vlees te verwijderen. Het wordt gegeten op feestjes, net zo enthousiast als anderen champagne drinken.
En als je dacht dat je alles al gezien had, wacht dan nog op Chinese muizenwijn, Koreaanse babypoepwijn (een nauwelijks gedocumenteerd medicinaal relikwie) of Vietnamese slangenlikeur, waarbij het reptiel (heel) in de fles rust. In Amerika stelt het museum de cavia Peruaanse cavia, Colombiaanse leguaan casu of energiedrankjes met stierenballen, gebruikelijk in het noorden van Mexico.
Een spiegel van onze vooroordelen
Het museum wil niemand belachelijk maken. De boodschap is duidelijk: walging is cultureel bepaald. Wat in het ene deel van de wereld iemand doet kokhalzen, wordt in een ander deel geassocieerd met gastvrijheid, identiteit of prestige. Het eenvoudigste bewijs is te vinden in Europa zelf: terwijl casu marzu afschuw veroorzaakt in Brussel, zijn miljoenen Fransen dol op blauwe kazen die, technisch gezien, ook levende schimmels zijn.
Uiteindelijk functioneert deze tentoonstelling als een ongemakkelijke spiegel. Als je walgt van het eeuwenoude Chinese ei (een blauwzwart gerecht met een ammoniakgeur), komt dat misschien omdat je er niet mee bent opgegroeid. Maar wat zouden anderen denken van Britse bloedworst of foie gras, een opzettelijk hypertrofe lever?
Het is deze spanning tussen fascinatie en afschuw die het Walgelijk Voedsel Museum niet alleen een toeristische attractie is, maar een wereldwijd denkstuk over eten en walging. Volgens de oprichter, Samuel West, kwam het idee voort uit het besef dat elk land wel iets heeft dat walging opwekt... en dat de grens altijd subjectief is.
Verder dan morbiditeit
De verdienste van het museum is dat het verder gaat dan provoceren. Het probeert niet te schandaliseren, maar kritisch denken aan te moedigen. Wat overblijft bij het verlaten van het museum is niet de slechte geur, maar het idee dat walging een sociale constructie is die bepaalt wie we zijn. En dat we misschien ons gehemelte moeten trainen om anders naar de komende wereld te kijken. Want op een planeet waar vlees niet duurzaam is en grondstoffen schaars, is de "walging" van vandaag misschien de redding van morgen. Dus als je de volgende keer op reis bent en iets geserveerd krijgt dat je smaakpapillen op de proef stelt, denk dan voordat je "bah" zegt: wat als het probleem niet in het gerecht zit, maar in je hoofd?
Eten of niet eten? Dat is de vraag
Het bezoek eindigt met een proeverij. Hier zijn geen vitrines, maar glazen en bestek. Je kunt een stukje surströmming proberen, een slokje slangenlikeur of een stukje kauwgom met rotvleessmaak. De meesten geven het op voor de tweede hap. Maar sommigen durven het.
De onvermijdelijke vraag hangt in de lucht: zou je het durven, een vleermuissoep ruiken, gefermenteerd vlees kauwen of kaas met levende maden proeven? Misschien wel, als je wordt verteld dat het deel uitmaakt van een eeuwenoude ceremonie, of als de FAO morgen aankondigt dat insecten het voedsel van de toekomst zullen zijn. Misschien verandert de "afkeer" dan van vorm en verschuiven de grenzen.
Patricia González
Opmerkingen